boosaardig
- Geluid: boosaardig (hulp, bestand)
- IPA: /bo'zardəx/
- boos·aar·dig
- In de betekenis van ‘kwaadaardig’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
- Samenstellende afleiding van boos en aard met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | boosaardig | boosaardiger | boosaardigst |
verbogen | boosaardige | boosaardigere | boosaardigste |
partitief | boosaardigs | boosaardigers | - |
boosaardig
- met de intentie om kwaad te doen
boosaardig
- met de intentie om kwaad te doen
- ▸ Dan werd de wereld veel te helder, te groot, te boosaardig.[3]
1. met de intentie om kwaad te doen
- Het woord boosaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boosaardig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "boosaardig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ boosaardig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be