bras
- bras
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schoot van een ra’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
- [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bras | brassen |
verkleinwoord | brasje | brasjes |
de bras m
- (scheepvaart) een lijn verbonden aan het uiteinde van een ra met als doel de ra ten opzichte van de wind te kunnen draaien
- ongekookte gepelde rijst (geen vervoegingen)
- [1] dwarsgetuigd, mast, ra, schoot, zeil
vervoeging van |
---|
brassen |
bras
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brassen
- Ik bras.
- gebiedende wijs van brassen
- Bras!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brassen
- Bras je?
- Het woord bras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bras" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bras" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bras op website: Etymologiebank.nl
- ↑ bras op website: Etymologiebank.nl
- ↑ bras op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
bras mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bra
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
bras | le bras | bras | les bras |
bras m