briefomslag
  • brief·om·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord briefomslag briefomslagen
verkleinwoord

briefomslag m/o [1]

  1. omhulsel van een brief of wenskaart
     In de toonzaal strijkt handelaar Erik van Blerk uit Leiden over een briefomslag met een veer. „Een Finse spoedbrief uit 1856”, fluistert hij, „verzonden naar Hollala.”[2]
     In Current Biology beschrijft die hoe hij samen met enkele collega’s kinderen in zes verschillende landen – behalve de VS ook Canada, Jordanië, Turkije, Zuid-Afrika en China – tien stickers liet kiezen. Vervolgens werd hen verteld dat er geen tijd was om alle kinderen van de klas stickers te laten kiezen, maar dat ze vrijwillig enkele van hun eigen stickers konden afstaan aan de andere kinderen door ze in afwezigheid van de onderzoeker in een briefomslag achter te laten.[3]
   1. zie: enveloppe   
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kavel 2092 is het pronkstuk” (30 september 2008), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Zijn kinderen van religieuze ouders minder altruïstisch?” (13/11/2015), HP de Tijd
  NODES