collecteren
- Geluid: collecteren (hulp, bestand)
- col·lec·te·ren
- afgeleid van het Franse collecter (met het voorvoegsel col- en met het achtervoegsel -eren)[1]
- afgeleid van collecte
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
collecteren |
collecteerde |
gecollecteerd |
zwak -d | volledig |
collecteren
- overgankelijk geld inzamelen door rondgang
- - Geld collecteren heeft alleen een nieuwe mercedes opgeleverd voor de directeur van het Kankerfonds!
- - Wie komende week niets in de collectebus van de KWF Kankerbestrijding wil stoppen, hoeft nog geen egoïst te zijn. Je zou het bijna vergeten als alle sta-op-tegen-kanker-retoriek weer losbarst. Er zijn natuurlijk méér goede doelen: ruim 30.000, liefst. Maar langs huizen mogen er niet meer dan 26 collecteren. En nota bene aan mijn eigen voordeur gelooft nooit iemand dat ik net 150 euro heb overgemaakt voor Syrië.[2]
- innen, inzamelen (b.v. van belastingen)
- Het woord collecteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "collecteren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ collecteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Margriet Oostveen 29 augustus 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be