• con·vo·car
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
convocar
convocaba
convocado
volledig

convocar

  1. overgankelijk bijeenroepen, oproepen
  2. (een vergadering) beleggen
    «convocar una huelga general»
    een algemene staking uitroepen
  NODES