convocar
- con·vo·car
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
convocar |
convocaba |
convocado |
volledig |
convocar
- overgankelijk bijeenroepen, oproepen
- (een vergadering) beleggen
- «convocar una huelga general»
- een algemene staking uitroepen
- «convocar una huelga general»