correct
- cor·rect
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘juist’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Franse 'correct' (juist) (met het voorvoegsel cor-) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | correct | correcter | correctst |
verbogen | correcte | correctere | correctste |
correct [3]
- foutloos, goed
- Hij had een 10 voor zijn proefwerk want al zijn antwoorden waren correct.
- ▸ 'Door alle commotie rondom de dood van onze kinderen hebben wij nooit een rapport gezien omtrent hun doodsoorzaak,' probeerde hij zo helder en correct mogelijk te formuleren.[4]
- burgerlijk, saai, onberispelijk uit moreel oogpunt, zonder af te wijken van de etiquette, politiek correct
- Een notaris moet altijd correct gekleed zijn.
- Het woord correct staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "correct" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "correct" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ correct op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be