cru
Niet te verwarren met: Cru |
- cru
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wijnoogst’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
- afgeleid van het Franse cru
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cru | cru's |
verkleinwoord | cruutje | cruutjes |
de cru m
- wijnstreek en wijnoogst m.b.t. plaats en jaar
- geeft u mij maar een grandcru château Lafite Rothschild van 1953
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | cru | cruer | |
verbogen | crue | cruere | |
partitief | cru's | cruers | - |
cru [2]
cru [3]
- ruw, grof, rauw, hard, ruig
- ▸ Eigen schuld, dikke bult. Als je te veel drinkt, kan dat soort dingen gebeuren. (...) Om het een beetje cru te stellen: jammer, maar helaas.[4]
1.
- Het woord cru staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cru" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cru" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be