Dakloze
  • dak·lo·ze
  • Afleiding van dakloos met het achtervoegsel -e.
enkelvoud meervoud
naamwoord dakloze daklozen
verkleinwoord

de daklozev / m

  1. iemand die op de straat leeft, zonder vaste verblijfplaats
    • Tijdens de strenge winter werd er noodopvang geregeld voor daklozen. 

dakloze

  1. verbogen vorm van de stellende trap van dakloos
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES