• Ontwikkeld uit Latijn debere “verschuldigd zijn”, aangetroffen sinds de 9e eeuw, als zn, sinds de 13e eeuw. [1]
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
devoir
/dǝvwaʁ/
devais
/dəvɛ/

/dy/
derde groep volledig

devoir

  1. modaal werkwoord moeten
    «On doit être content avec ce qu'on a.»
    Men moet tevreden zijn met wat men heeft.
  2. overgankelijk verschuldigd zijn (aan), schuldig zijn (aan)
    «Je lui dois encore une bouteille.»
    Ik ben hem nog een fles verschuldigd.
  3. overgankelijk danken aan
    «Exemple d’un nom qui pose problème : le gobe-mouche de Hammond. Ce petit oiseau doit son nom à William Alexander Hammond, un chirurgien du XIXe siècle.»[2]
    Een voorbeeld van een problematische naam is de sparrenfeetiran, in het Engels “Hammond's flycatcher”. Dit vogeltje dankt zijn naam aan William Alexander Hammond, een 19e eeuwse chirurg.
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  devoir     le devoir     devoirs     les devoirs  

devoir m

  1. plicht, verplichting
    «C'est votre devoir d'être gentil.»
    Het is uw plicht vriendelijk te zijn.
  2. huiswerk, huistaak, taak
    «Quels sont nos devoirs pour demain?»
    Wat is ons huiswerk voor morgen?
    «Pour demain, on a deux devoirs d'anglais et un devoir de français.»
    Voor morgen hebben we twee huistaken van Engels en één huistaak van Frans.
  1.   Weblink bron devoir in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
  2.   Weblink bron
    Lionel Gendron
    “États-Unis : des noms d'oiseaux modifiés, au nom de la "cancel culture"” (13 juni 2021) op rtl.fr
  NODES