• dra·len
  • In de betekenis van ‘talmen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1546 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dralen
draalde
gedraald
zwak -d volledig

dralen

  1. inergatief besluiteloos tijd verdoen
    • "Niet gedraald!" sprak hij resoluut en stortte zich in het drukke verkeer. 
91 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]
  NODES