drogeren
- dro·ge·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘drogerende middelen toedienen’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- afgeleid van het Franse droguer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
drogeren |
drogeerde |
gedrogeerd |
zwak -d | volledig |
drogeren
- overgankelijk het iemand toedienen van drugs of doping
- ▸ De NOS heeft voor dit verhaal de afgelopen weken meerdere keren contact gezocht met de politie. Een volledig beeld van cijfers ontbreekt daar, omdat 'drogeren' geen aparte categorie is in de politiesystemen.[3]
- Het woord drogeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drogeren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "drogeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Weblink bron Jeroen Gortworst“Meer aangiftes van drogeren met een naald, landelijk beeld ontbreekt” (15 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be