droog
- droog
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | droog | droger | droogst |
verbogen | droge | drogere | droogste |
partitief | droogs | drogers | - |
droog
- geen of zeer weinig vocht bevattend
- Die broek is weer droog.
- ▸ Het drong langzaam tot me door wat het woord ‘wildernis’ eigenlijk betekende: niet romantisch en mooi, maar zwaar, droog, verlaten en pijnlijk.[3]
- zonder gevoel, saai, dor (-> droogkloot)
- op een quasi ernstige manier een grap maken
- Ze is komisch, droog, vilein, naïef en tegelijk berekenend.[4]
- van wijn: niet zoet
- Mag ik van u een droge witte wijn.
- (intensivering) indroog
- beendroog, gortdroog, handdoekdroog, handdroog, kastdroog, kurkdroog, luchtdroog, strijkdroog, winddroog
- [1] als een vis op het drogehulpeloos (betekenis 1: zelfstandig gebruikt)
|
1. geen of zeer weinig vocht bevattend.
vervoeging van |
---|
drogen |
droog
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drogen
- Ik droog.
- gebiedende wijs van drogen
- Droog!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drogen
- Droog je?
- Het woord droog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "droog" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "droog" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ droog op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Herien Wensink 29 september 2016 NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be