eten
- eten
- In de betekenis van ‘nuttigen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- Afkomstig van het Middelnederlandse eten, Oudsaksiche etan, Oudfriese eta, ita
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
eten |
at |
gegeten |
klasse 5 | volledig |
eten
- overgankelijk het nuttigen van voedsel
- We gingen met de hele klas eten bij een pizzeria.
- ▸ Met mijn 43 jaar was ik duidelijk de oudste van het stel, de rest leek ergens tussen de twintig en vijfentwintig. Sommigen gingen wat eten en anderen zaten zwijgend voor zich uit te staren.[2]
- ▸ Geef elkander van je brood, maar eet niet van hetzelfde stuk.[2]
- meervoudige tegenwoordige tijd van eten
- Jullie eten te veel.
|
- verandering van spijs doet eten
- eet ontbijt als een koning, lunch als een prins en dineer als een arme
|
1. het nuttigen van voedsel
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eten | - |
verkleinwoord | etentje | etentjes |
het eten o
- dat wat iemand tot zich neemt om diens metabolisme in werking te houden
- Het eten was erg lekker.
- de maaltijd
- Zij zorgt altijd voor het eten.
1. dat wat iemand tot zich neemt om diens metabolisme in werking te houden
- Het woord eten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "eten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
eten
eten
- Nedersaksisch: eten, èten, etten, iäten
eten
- Vroegmiddelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
- Middelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
- IPA: /eːtən/
eten
eten
- IPA: /ɛtɛ̃n/
eten m
- IPA: /ɛtɛn/
eten
eten