explicar
- ex·pli·car
explicar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
explicar |
explicaba |
explicado |
volledig |
- overgankelijk uitleggen, uiteenzetten, verklaren, ophelderen
- zeggen, beweren
- rechtvaardigen, verantwoorden
- [1] aclarar
- [2] decir
- [3] justificar