feesten
- fees·ten
de feesten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord feest
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
feesten |
feestte |
gefeest |
zwak -t | volledig |
feesten
- inergatief een feestje vieren
- ▸ Er ontstond zelfs een klein clubje dat nog maar heel weinig liep en van het ene naar het andere dorp liftte om daar dan dagenlang te hangen en te feesten, om vervolgens alleen de mooie stukken te lopen.[1]
- Het woord feesten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "feesten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be