filet
- fi·let
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bot- of graatloos stuk vlees of vis’ voor het eerst aangetroffen in 1500 [1]
- Afgeleid van het Franse filet [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | filet | filets |
verkleinwoord | filetje | filetjes |
- (voeding) stuk vlees of vis waaruit de beenderen en de huid en veren zijn verwijderd, soms wordt een specifiek stuk vlees van het dier bedoeld
- Bestrooi de filets met zout en peper.
- ▸ Nu moet je ook een lepel pakken, denk eraan dat je eigenlijk een visserszoon bent'Een uur later stonden ze samen bij de steiger in een wolk van krijsende meeuwen en maakten de kabeljauw schoon en deden hun best om de mooiste filets te snijden.[3]
- contrefilet, entrefilet, hertenfilet, kalkoenfilet, kipfilet, tongfilet, varkensfilet, visfilet, zalmfilet, kabeljauwfilet
- Het woord filet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "filet" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "filet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ filet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be