• fi·lo·so·fie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wijsbegeerte’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • Afkomstig van het Oudgriekse φιλοσοφία, samengesteld uit φίλος (vriend) met het achtervoegsel -sofie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord filosofie filosofieën
verkleinwoord filosofietje filosofietjes

de filosofiev

  1. de oudste theoretische discipline die het verlangen heeft en streeft naar kennis en wijsheid
    • Het oude Griekenland kan als de bakermat van de filosofie gezien worden. 
  2. een manier om iets aan te pakken op basis van een centrale gedachte
     De avond van tevoren stippelde een van de vaders een route uit, die vaak niet over een vast bergpad, maar dwars over de bergen naar onze volgende bestemming, liep. ‘Zwerftochten’ werd dat genoemd, een filosofie binnen de bergsport die ontstond in de jaren zeventig. Die tochten waren altijd een heel avontuur doordat je nooit wist waar je precies heen ging en hoe lang de dag ging duren.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord filosofie -

filosofie

  1. filosofie


filosofie mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord filosofia


filosofie v

  1. filosofie, wijsbegeerte
  NODES