future

Nederlands

Uitspraak

• [1]: Geluid:  future (termijncontract)    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈfjuːtʃər / (2 lettergrepen)
• [2]: Geluid:  future (verloofde)    (hulp, bestand)
  • IPA: / fyˈtyrə / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• [1]: fu·ture
• [2]: fu·tu·re

Woordherkomst en -opbouw

• [1] van Engels future
• [2] van Frans future

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	future	futures
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de future v

1. (effectenhandel) contract op basis van de waarde die bepaalde goederen, effecten of valuta op een bepaald moment in de toekomst zullen hebben

   • Met een future speculeer je op het toekomstige koersverloop van een onderliggende waarde: dat kan bijvoorbeeld een aandeel zijn, een grondstof of een valuta. 

2. (verouderd) toekomstige echtgenote

   • Kom, zegt hij, we gaan naar mijn ‘future’! 

Synoniemen

• [1] termijncontract
• [2] fiancee, verloofde

Gangbaarheid

• Het woord future staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "future" herkend door:

69 %	van de Nederlanders;
50 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  future (US)    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈfjuːʧə/

enkelvoud	meervoud
future	futures

Zelfstandig naamwoord

future

1. toekomst

Overerving en ontlening

• Nederlands: future (termijncontract)

Frans

Uitspraak

• IPA: /fy'tyʁ/

Zelfstandig naamwoord

future

1. toekomst

Overerving en ontlening

• Nederlands: future (verloofde)