ga
Niet te verwarren met: Ga, GA |
- Geluid: ga (hulp, bestand)
- IPA: / ɣa / (1 lettergreep):
- (Noord-Nederland): /χa/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣa/
- ga
vervoeging van |
---|
gaan |
ga
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaan
- Ik ga.
- gebiedende wijs van gaan
- Ga!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaan
- Ga je?
- aanvoegende wijs van gaan
- Het ga je goed!
- Tijdens het werk de geest de vrije teugel te laten is even verkeerd als onder de pauze de hersens over arbeidsobjecten te doen doormalen. Men schudde dus in de vrije ogenblikken alles af, make alle banden los. Men ga desverkiezend languit op de canapé liggen, roke pijp, sigaar of sigaret, als men trek heeft, lope wat heen en weer door kamer of gang, of ga voor het open raam staan en make een aantal kniebuigingen en ademoefeningen. Maar men wachte zich, de tijd te vullen met zwaar lichamelijke arbeid, rompbewegingen of andere afmattende sportverrichtingen. [1]
- Het woord ga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
ga
ga
- ga
Naar frequentie | 271 |
---|
ga
- verleden tijd van gi