gebroed
- ge·broed
- Naamwoord van handeling van broeden met het voorvoegsel ge- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gebroed | - |
verkleinwoord | gebroedje | gebroedjes |
het gebroed o
- zich voortplantend ongedierte
- Dat hele gebroed moet uitgeroeid, anders houd je problemen.
- gespuis
vervoeging van: | broeden… |
geen verbogen vorm |
gebroed
- voltooid deelwoord van broeden
- Het woord gebroed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebroed" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ gebroed op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be