• ge·mid·deld
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gemiddeld gemiddelder gemiddeldst
verbogen gemiddelde gemiddeldere gemiddeldste
partitief gemiddelds gemiddelders -

gemiddeld

  1. tot de middenmoot behorend
    • Dat is een gemiddelde prestatie. 
    • Hij is van gemiddelde lengte. 
     De gesprekken met deze dames waren diepgaander, maar voor de rest vloekten ze evenveel als de gemiddelde man, lieten ze evenveel scheten, rookten ze evenveel wiet en liepen ze even hard.[2]
  2. (statistiek) bepaald door de som van de waarden door het aantal ervan te delen
    • De gemiddelde lengte is 1,80 meter. 
    • Het dier legde de afstand af met soms erg hoge snelheden. Gemiddeld liep ze 46,3 kilometer per dag, maar op sommige dagen wist de vos veel grotere afstanden af te leggen, met een uitschieter van 155 kilometer. Waarschijnlijk gebruikte ze die dag het zee-ijs ‘als vervoersmiddel'. [3] 
     De naam van de finishplek klinkt idyllisch, maar het is een gemene beklimming van 7 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 8,7 procent, en op het einde een onverharde sectie. Het klassement zal worden opgeschud.[4]

Gemiddelde leeftijd.

gemiddeld

  1. in de meeste gevallen
    • Hij loopt gemiddeld zo'n tien kilometer hard op een avond. 
vervoeging van: middelen…
verbogen vorm: gemiddelde

gemiddeld

  1. voltooid deelwoord van middelen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. gemiddeld op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Tubantia Kees Graafland 02-07-19 Poolvos doet het onmogelijke: loopt in recordtijd van Noorwegen naar Canada
  4.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES