glagolitisch
- gla·go·li·tisch
- afgeleid van het Slavische glagolъ ('woord') en glagolati ('spreken') met het achtervoegsel -isch [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | glagolitisch | glagolitischer | |
verbogen | glagolitische | glagolitischere | |
partitief | glagolitisch | glagolitischers | - |
glagolitisch
- Het woord glagolitisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.