graszode
- gras·zo·de
- samenstelling van gras en zode [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | graszode | graszoden |
verkleinwoord | - | - |
- afgestoken stuk met gras begroeide grond
- Het woord graszode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "graszode" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be