herbergier
- Geluid: herbergier (hulp, bestand)
- IPA: /hɛrbɛr'gir/
- her·ber·gier
- In de betekenis van ‘waard’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- afgeleid van herberg met het achtervoegsel -ier [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herbergier | herbergiers |
verkleinwoord | herbergiertje | herbergiertjes |
de herbergier m
- (beroep) iemand die een herberg exploiteert
- De oude herbergier overleed twee weken geleden.
- Het woord herbergier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "herbergier" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "herbergier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ herbergier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be