• her·kau·wen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
herkauwen
herkauwde
herkauwd
zwak -d volledig

herkauwen [2]

  1. inergatief (biologie) spijsbrokken oprispen en opnieuw kauwen, zoals runderen dat doen
    • De koeien lagen in het gras te herkauwen. 
  2. steeds maar hetzelfde herhalen wat al zo vaak gedaan is
    • Het is een goede zaak dat een genrefilmer in tijden van het grote herkauwen in Hollywood de lat bewust hoger legt en de intelligentie van zijn publiek niet onderschat, maar Triangle zit zo gekunsteld in elkaar dat de personages zetstukken in het schaakspel van de maker blijven. [3] 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  NODES
chat 1
os 1
web 1