• in·tri·ge·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘slinks te werk gaan’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Franse intriguer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
intrigeren
intrigeerde
geïntrigeerd
zwak -d volledig

intrigeren

  1. overgankelijk interesse wekken, fascineren
    • De voordracht intrigeerde me heel sterk waardoor ik onmiddellijk een boek over het onderwerp gekocht heb om me er verder in te verdiepen. 
     Het intrigeerde me en ik kon niet wachten om verder met hem te ‘praten’.[3]
  2. inergatief met slinkse streken te werk gaan, een heimelijke invloed aanwenden om zijn doel te bereiken
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  NODES