inzwachtelen
- in·zwach·te·len
- samenstelling van in bw en zwachtelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inzwachtelen |
zwachtelde in |
ingezwachteld |
zwak -d | volledig |
- overgankelijk in zwachtels wikkelen
- Hij moest iedere morgen zijn been inzwachtelen van de dokter.
- Het woord inzwachtelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.