Niet te verwarren met: Job
  • job
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘baan’ voor het eerst aangetroffen in 1928 [1]
  • van het Engels [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord job jobs
verkleinwoord - -

de jobm [4] [5]

  1. baan, werk
     Vaak komen ze dan opgeladen en voldaan terug, in plaats van naar de volgende job te hoppen.[6]
  2. karwei
vervoeging van
jobben

job

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jobben
    • Ik job. 
  2. gebiedende wijs van jobben
    • Job! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jobben
    • Job je? 
95 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[7]


enkelvoud meervoud
job jobs

job

  1. baan, werk
  2. karwei
  NODES