• klant
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘cliënt’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord klant klanten
verkleinwoord klantje klantjes

de klantm

  1. (economie) afnemer van een product of dienst van een leverancier
     In Tain l'Hermitage zien we een vervallen garage uit de jaren dertig. G RAGE staat boven de poort, zoals de Nationale 7 ook veel OTELS en RE TAUR NTS kent. De pompen staan er nutteloos bij, op een uithangbord wuift een Michelinmannetje naar de klanten die nooit meer zullen komen.[3]
     Wat me wel is gelukt is om af en toe voor klanten in het buitenland vanuit huis opdrachten uit te voeren.[4]
  • De klant is koning
Het is de klant die bepaalt hoe het eindproduct of de geleverde dienst moet zijn, de leverancier heeft zich enkel daarnaar te schikken
  • Een rare klant
Iemand die zich vreemd gedraagt
  • Een vaste klant
Iemand die vaak/op vaste momenten iets koopt bij een specifieke winkel
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. "klant" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. klant op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES
Done 1
orte 1