konsert

  1. concert


konsert

  1. concert


  • kon·sert
Naar frequentie 5681
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   konsert     konserten     konserter     konsertene  
genitief   konserts     konsertens     konserters     konsertenes  

konsert, m

  1. (muziek) concert
    «Totalt selges det til hver konsert i kinoen 550 billetter, resten av de 600 plassene reserveres til presse, musikere og andre. [1]»
    Voor elk concert in de bioscoop worden in totaal 550 tickets verkocht, de rest van de 600 plaatsen zijn gereserveerd voor pers, muzikanten en anderen.
  1. Glede og blomster får å billett
    Laagendalsposten, 79. årgang, Nr. 121, Lørdag 27. juni 1981, pagina 3


  • vir·vel·storm
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   konsert     konserten     konsertar     konsertane  

konsert

  1. (muziek) concert
  NODES