kreupelhout
- Geluid: kreupelhout (hulp, bestand)
- kreu·pel·hout
- In de betekenis van ‘laag gewas met dooreengegroeide takken’ voor het eerst aangetroffen in 1812 [1]
- samenstelling van kreupel en hout [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kreupelhout | |
verkleinwoord |
- (plantkunde) laag stuikgewas waarbij de takken van de boompjes door elkaar heen groeien
- Indien u hagen moet scheren, in kreupelhout of aan dakgoten of op een oude zolder moet werken, controleer dan eerst of er geen wespennest in de buurt is. Vermijd de omgeving van bijenkorven en bloemperken in bloei.[4]
- Op vier verschillende campings werden zo'n dertig tenten en bungalows vernield. Twee brandweermannen raakten gewond. Inmiddels is het vuur onder controle. Volgens regionale media brandde er kreupelhout. Een andere brand vernietigde meer dan 120 hectare dennenwoud tussen Béziers en Carcassonne. Er werden zes blusvliegtuigjes ingezet. Bij beide branden samen streden in totaal vierhonderd brandweermensen tegen het vuur.[5]
1.laag stuikgewas waarbij de takken van de boompjes door elkaar heen groeien
- Het woord kreupelhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kreupelhout" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kreupelhout" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kreupelhout op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 22/05/2017 gw, vtvn
- ↑ Tubantia 10-01-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be