• luxu·eus
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weelderig’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1]
  • afgeleid van luxe met het achtervoegsel -eus
  • afgeleid van het Franse luxueux (met het achtervoegsel -eus) [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen luxueus luxueuzer luxueust
verbogen luxueuze luxueuzere luxueuste
partitief luxueus luxueuzers -

luxueus

  1. zeer comfortabel en duur maar eigenlijk niet noodzakelijk en vaak ook niet zo heel praktisch
    • Hij rijdt in een luxueuze sportauto die blijft steken op een verkeersdrempel. 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  NODES