Een mata met een matastok.
  • ma·ta
enkelvoud meervoud
naamwoord mata mata's
verkleinwoord - -

de matav / m

  1. (kookkunst) (Suriname) houten voorwerp met een uitholling om voedsel fijn te stampen
  2. (muziek) (Suriname) houten voorwerp met een uitholling om voedsel fijn te stampen, gebruikt als slaginstrument


  • ma·ta

mata

  1. (anatomie) oog
  2. (eenheid) gewichtseenheid voor opiaten (één honderdste tahil, 0,386 g opium)


mata

  1. genitief onbepaald mannelijk meervoud van matur

mata

  1. accusatief onbepaald mannelijk meervoud van matur


mata

  1. (anatomie) oog


vervoeging van
matar

mata

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van matar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van matar


[A] mata

  1. mata, stampblok

[B] mata

  1.  deurmat zn 


mata

  1. oog


stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
mata
matade
matat
volledig

mata

  1. voeden
  NODES
os 1
web 2