gietvorm als matrijs
  • ma·trijs
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘holle vorm, gietvorm’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord matrijs matrijzen
verkleinwoord

de matrijsv / m [3]

  1. (techniek) vorm die dient om meerdere gelijke producten te maken
    • Veel geavanceerder is dat ze ook RNA uit het weefsel isoleerden. RNA ontstaat als genen worden geactiveerd om eiwitten te produceren. Op het DNA van een geactiveerd gen wordt een kopie van RNA gemaakt. Dat boodschapper-RNA is de matrijs voor de eiwitsynthese. De hoeveelheid RNA in een weefsel is dus een maat voor de stofwisselingsactiviteit. En door de erfelijke code van het geïsoleerde RNA vast te stellen achterhaalden de onderzoekers wélke genen er actief waren, zowel in getrainde als in ongetrainde benen. [4] 
    • „Voor een groot buitenlands bedrijf zou ik graag eens een kunststof stoel willen ontwerpen. Een stoel met een combinatie van gladde en zachte kunststof die op een industriële manier, liefst met één matrijs, wordt geproduceerd. Een lastige opdracht, dat besef ik. Maar ik heb het gevoel dat ik nog maar net ben begonnen. Het beste moet nog komen.”[5] 
  2. (techniek) ijzer voor het maken van schroefdraden
84 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[6]
  NODES