media
- me·dia
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘communicatiemiddelen’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
- [2]
de media mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord medium
- een communicatiemiddel naar vele personen.
- Er werd in de media veel aandacht besteed aan de dood van Pim Fortuyn.
- Wikimedia, crossmedia, multimedia, onlinemedia, printmedia, regeringsmedia, social media, sociale media, staatsmedia, wereldmedia
- Het woord media staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "media" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "media" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ media op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
media | medias |
media v
- media hora
(het) half uur
media
- vrouwelijk enkelvoud van medio
vervoeging van |
---|
mediar |
media
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mediar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mediar
- IPA: /mɛdɪja/
- me·dia
media
- genitief enkelvoud van medium
- nominatief meervoud van medium
- accusatief meervoud van medium
- vocatief meervoud van medium