metrostel
  • me·tro·stel
enkelvoud meervoud
naamwoord metrostel metrostellen
verkleinwoord

het metrostelo

  1. een vaste combinatie van rijtuigen met eigen aandrijving die in beide rijrichtingen kan rijden, geschikt om te rijden over een metronetwerk
    • Philip O. stak het slachtoffer, een 37-jarige plaatsgenoot, in juli vorig jaar volkomen onverwacht neer in een overvol metrostel tijdens het spitsuur. O. kende het slachtoffer niet en ze hadden nooit eerder contact met elkaar gehad. [1] 
    • Een man in Australië heeft een bijzonder huwelijksaanzoek gedaan. Geholpen door een metromachinist vroeg Ryan Jacka zijn vriendin Hannah om haar hand. Dit terwijl ze zich bevonden in een druk metrostel in Melbourne. [2] 
92 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]
  NODES