• mi
  • Leenwoord uit het Chinees, in de betekenis van ‘Chinees vermicellitype’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • van Middelnederlands mi (zie hieronder) [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord mi mi's
verkleinwoord - -

de miv / m

  1. (muziek) derde toon op de toonladder, tussen re en fa
  2. (muziek) derde toon van een hexachord, tussen re en fa
53 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, me nâs, nas
genitief mȅne, me nâs, nas
datief mȅni, mi nȁma, nam
locatief mȅni nȁma
instrumentalis mnôm, mnóme nȁma
  • mi

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)

  1. wij (nominatief van de eerste persoon meervoud)


mi

  1. mij (na een voorzetsel)


mi

  1. ik


mi

  1. ik


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  mi     le mi     mi     les mi  

mi m

  1. (muziek): de muziektoon “e” ook “mi”


persoon enkelvoud meervoud
eerste én mi
tweede te ti
tweede
formeel
ön önök
derde ő ők

mi

  1. wij


enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, me nâs, nas
genitief mȅne, me nâs, nas
datief mȅni, mi nȁma, nam
locatief mȅni nȁma
instrumentalis mnôm, mnóme nȁma
  • mi

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)

  1. wij (nominatief van de eerste persoon meervoud)


Ut queant laxis
  • [zelfstandig naamwoord] Eerste lettergreep van Latijn mira "(wonderen)". Guido van Arezzo   maakte in de 11e eeuw een toonladder van van zes diatonisch opvolgende tonen ut, re, mi, fa, sol, la. Voor deze namen nam hij de eerste lettergreep van elke regel in een hymne gewijd aan Johannes de Doper   omdat die op de betreffende toonhoogte wordt gezongen:
    Ut queant laxis
    resonare fibris,
    mira gestorum
    famuli tuorum,
    solve polluti
    labii reatum, Sancte Ioannes.
    (Opdat uw dienaren met zachte stem uw wonderdaden laten weerklinken: verlos hun bezoedelde lippen van schuld, Sint Johannes.)[1][2]
nominatief genitief datief accusatief
vol clit. vol clit. vol clit. vol clit.
enk 1e ic mijns mi mi
2e du -tu dijns di di
3e m hi -i sijns -es
-s
hem -em
-en
hem -en
-ene
-ne
f si -se haer -ere
-re
-er
haer -ere
-re
-er
haer -se
n het t-
-et
-t
- -es
-s
hem het -et
-t
mv 1e wi onser ons ons
2e ghi -i uwer u u
3e si -se haer -ere
-re
-er
hem
hen
-en hem
hen
-se

mi

  1. datief en accusatief van de eerste persoon enkelvoud: mij, me

mi

  1. mij

mi

  1. (muziek) mi, de derde toon van een hexachord


mi v

  1. mijn


mi v

  1. mijn


mi

  1. ik


enkelvoud meervoud
nom. / voc. ja my
accusatief mnie, mię nas
genitief mnie nas
datief mnie, mi nam
locatief mnie nas
instrumentalis mną nami
  • mi

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)


enkelvoud meervoud
nominatief ja my
genitief ma, mňa nás
datief mne, mi nám
accusatief ma, mňa nás
locatief mne nás
instrumentalis mnou nami
  • mi

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)


  enkelvoud meervoud
onbenadrukt benadrukt onbenadrukt benadrukt
1e persoon mi
mhi
mise
mhise
sinn sinne
2e persoon thu
tu
thusa
tusa
sibh sibhse
3e persoon
(mannelijk)
e esan iad iadsan
3e persoon
(vrouwelijk)
i ise

mi

  1. ik, mij, me
    «Tha mi an dochas gu bheil.»
    Ik hoop van wel.


  enkelvoud meervoud
onbeklemtoond beklemtoond onbeklemtoond beklemtoond
bijvoeglijk bijvoeglijk of
zelfstandig
bijvoeglijk bijvoeglijk of
zelfstandig
1e persoon mi enk
mis mv
mío m enk mía v enk
míos m mv mías v mv
nuestro m enk nuestra v enk
nuestros m mv nuestras v mv
2e persoon tu enk
tus mv
tuyo m enk tuya v enk
tuyos m mv tuyas v mv
vuestro m enk vuestra v enk
vuestros m mv vuestras v mv
3e persoon
su enk
sus mv
suyo m enk suya v enk
suyos m mv suyas v mv
su enk
sus mv
suyo m enk suya v enk
suyos m mv suyas v mv

mi enk

  1. mijn
    «Todo sobre mi madre»
    Alles over mijn moeder


 
mi in Sitelen Pona
  • mi

mi

  1. ik, wij

mi

  1. mijn, ons


enkelvoud meervoud
nominatief lange vorm my
genitief korte vorm nás
lange vorm mne
na voorzetsel
datief korte vorm mi nám
lange vorm mně
na voorzetsel
accusatief korte vorm nás
lange vorm mne
na voorzetsel
vocatief lange vorm - -
locatief na voorzetsel mně nás
instrumentalis korte vorm mnou námi
lange vorm
na voorzetsel
  • mi

mi

  1. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)
  NODES
todo 1