• mok·ka
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beste kwaliteit koffie’ voor het eerst aangetroffen in 1606 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mokka mokka's
verkleinwoord - -

de mokkam [3]

  1. eerste kwaliteit koffieboon vernoemd naar de Jemenitische stad Mokka
  2. (drinken) mokkakoffie
  3. (drinken) crème, stijve room met koffie-extract
 
koffiekleurig
stellend
onverbogen mokka
verbogen -
partitief mokka's

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

mokka

  1. (kleur) koffiekleurig, de kleur van mokka hebbend
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  NODES