mum
- mum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mum | - |
verkleinwoord | - | - |
- (uiterst kort) ogenblik
- in een mum (van tijd)
heel snel, in zeer korte tijd
- • Hoe kun je in vredesnaam zo snel een berg oplopen? Binnen een mum van tijd verdween haar witte rugzak het bos in. [4]
- zeer snel
- Het woord mum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mum" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "mum" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mum op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- mum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | mum | mumlar |
genitief | mumun | mumların |
datief | muma | mumlara |
accusatief | mumu | mumları |
locatief | mumda | mumlarda |
ablatief | mumdan | mumlardan |
mum
- kaars (voorwerp voor verlichting)
- was (groep stoffen bestaande uit esters van vetzuren en alcoholen)
- bijenwas
- [3] bal mumu