• noord·kant
enkelvoud meervoud
naamwoord noordkant noordkanten
verkleinwoord noordkantje noordkantjes

de noordkantm

  1. de kant die in het noorden gelegen is.
    • Aan de noordkant van de stad ligt een groot bos. 
     Het Giro-peloton neemt de befaamde berg vanaf de noordkant. Nooit eerder in de wielergeschiedenis eindigde een etappe op de Galibier, nadat de renners de col vanaf de noordzijde hadden beklommen.[1]
     Het Grand Hotel was al in 1893 klaar, het sanatorium tien jaar later, aan de zuidkant van de spoorweg werden grote villa's gebouwd, de huizen van de arbeiders kwamen aan de noordkant.[2]
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Giro eert Pantani met Galibier” (20-09-2012), NOS
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES
eth 1