• erfwoord: Middelengels ook, ok(e), uit Oudengels āc (mv. ǣċ), ontwikkeld uit Oergermaans *aikō; zie verder onder Ndl. eik.
enkelvoud meervoud
oak oaks

oak

  1. (plantkunde) eik, eikenboom
  2. (materiaalkunde) eikenhout
  3. (kleur) eiken (als zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord)
  NODES