ondervoed
- on·der·voed
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ondervoed | ondervoeder | ondervoedst |
verbogen | ondervoede | ondervoedere | ondervoedste |
partitief | ondervoeds | ondervoeders | - |
ondervoed
- te weinig eten krijgend
- De ondervoede kinderen kunnen makkelijker een ziekte krijgen en kunnen daardoor sneller overlijden.
- De ondervoed man was heel mager
1.
- vervoeging van ondervoeden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
ondervoeden |
ondervoed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondervoeden
- Ik ondervoed.
- gebiedende wijs van ondervoeden
- Ondervoed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondervoeden
- Ondervoed je?
vervoeging van: | ondervoeden… |
verbogen vorm: | ondervoede |
ondervoed
- voltooid deelwoord van ondervoeden
- Het woord ondervoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ondervoed" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be