ontmoeten
- ont·moe·ten
- In de betekenis van ‘toevallig tegenkomen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van moeten met het voorvoegsel ont- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontmoeten |
ontmoette |
ontmoet |
zwak -t | volledig |
ontmoeten
- overgankelijk met iemand kennismaken en een gesprek voeren
- Hij wilde graag het leuke meisje ontmoeten, maar durfde haar niet op te bellen.
- ▸ Een van onze gedistingeerde gasten heeft mij ooit gezegd dat de monsters volgens hem niet waren bedoeld om vreemden buiten te houden, maar om de gasten te beletten de uitgang te bereiken. Het was jaren geleden dat hij dat zei, en hij is hier nog steeds. Zijn naam is Patelski. U zult hem ontmoeten.[3]
- ▸ Het bijzondere aan alleen reizen is dat je nieuwe mensen ontmoet. Thuis verkeerde ik meestal in mijn vertrouwde kringetjes.[4]
1. met iemand kennismaken en een gesprek voeren
- Het woord ontmoeten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontmoeten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "ontmoeten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ontmoeten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be