oostelijk
- oos·te·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | oostelijk | oostelijker | oostelijkst |
verbogen | oostelijke | oostelijkere | oostelijkste |
partitief | oostelijks | oostelijkers | - |
oostelijk
- betrekking hebbend op, liggend in, afkomstig uit het oosten enz
- Dat is de oostelijkste provincie van het land.
- noordnoordoostelijk, noordoostelijk, oostnoordoostelijk, oostzuidoostelijk, zuidoostelijk, zuidzuidoostelijk
- Het woord oostelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oostelijk" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be