• po·li
enkelvoud meervoud
naamwoord poli poli's
verkleinwoord polietje polietjes

de poliv

  1. (informeel) (afkorting) polikliniek
93 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • po·li

poli m

  1. glans (na veelvuldig poetsen of polijsten)
  2. (figuurlijk) luister, elegantie
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   poli polis
  vrouwelijk   polie polies

poli

  1. gepolijst
  2. (figuurlijk) verfijnd
  3. (figuurlijk) beschaafd, beleefd

poli

  1. voltooid deelwoord (participe passé) van polir


  • po·li

poli

  1. datief enkelvoud van pole
  2. locatief enkelvoud van pole
  3. instrumentalis meervoud van pole
  NODES