puta
- Ontwikkeld uit Volkslatijn putta, afgeleid van (klassiek) Latijn putus, puttus “jongen”, aangetroffen in alle Romaanse talen.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
puta | putas |
puta v
- hoer
- (figuurlijk) (vulgair) onaangename vrouw
puta
- vrouwelijk enkelvoud van puto
- puta in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española