rås

Niet te verwarren met: Ros, raas

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ɾoːs /

Woordafbreking

• rås

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord rás (= loop, weg)

Naar frequentie	> 50000

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	rås	m: råsen v: råsa	råser	råsene
genitief	rås'	m: råsens v: råsas	råsers	råsenes

Zelfstandig naamwoord

rås m / v

1. pad, voetpad, wandelpad, wandelweg, weg
2. (scheepvaart) een vaargeul aan de scherenkust

Synoniemen

• [1]: gangsti
• [2]: seilrenne

Hyperoniemen

• [2]: renne

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ɾoːs /

Woordafbreking

• rås

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord rás (= loop, weg)

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	rås	råsa	råser	råsene

Zelfstandig naamwoord

rås v

1. pad, voetpad, wandelpad, wandelweg, weg
2. (scheepvaart) een vaargeul aan de scherenkust
3. (scheepvaart) een vaargeul in het ijs
4. (visserij) een lage visrijke geul in de bodem van meer of zee

Synoniemen

• [1]: gangsti
• [1]: gangstig
• [1]: krøtersti
• [1]: krøterstig
• [2]: seglrenne
• [3]: råk

Hyperoniemen

• [2-4]: renne

Afgeleide begrippen

• [1]: geiterås