1. Een bruine rat, Rattus norvegicus  .
  • rat
enkelvoud meervoud
naamwoord rat ratten
verkleinwoord ratje ratjes

de ratv / m

  1. (knaagdieren) muisachtig knaagdier uit het geslacht Rattus   dat vaak gezien wordt als ongedierte
    • Er liep een rat in de winkel rond. 
     Ik zag de ratten niet die in het donker rondrenden, noch hoorde ik het geknars van termieten die zich te goed deden aan dakspanten en schoren. Ik voelde de klimop niet die aan de stenen trok en de torens in zand veranderde.[3]
  2. (figuurlijk) door ervaring listig persoon
    • Wat een rat is die Johan toch! 
  3. (figuurlijk), (scheldwoord) verraderlijk, onbetrouwbaar persoon
    • Hij heeft maandenlang van alles beloofd, maar nu het erop aankomt laat die rat hem gewoon in de steek. 
  • [1]
  • Van de ratten besnuffeld/gebeten zijn
Gek zijn, niet goed wijs zijn
vervoeging van
ratten

rat

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van ratten
  2. gebiedende wijs van ratten
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


rat

  1. (politiek) (militair) oorlog


enkelvoud meervoud
rat rats

rat

  1. (knaagdieren) rat


rat m

  1. (knaagdieren) rat


rat

  1. (politiek) (militair) oorlog


  • IPA: /rɑt/ (Etsbergs)

rat v

  1. (knaagdieren) rat


rat v

  1. (knaagdieren) rat


rat

  1. (politiek) (militair) oorlog


rat v

  1. (knaagdieren) rat
  NODES