regelen
- re·ge·len
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schikken, inrichten’ voor het eerst aangetroffen in 1522 [1]
- Afgeleid van regel met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
regelen |
regelde |
geregeld |
zwak -d | volledig |
regelen
- zorgen dat een gewenste effect bereikt wordt
- Piet zal regelen dat de boot om 13.30 uur aankomt.
- ▸ 'Op drukke dagen hadden we hier enorme files. Er stond zelfs een gendarme op een rond podiumpje het verkeer te regelen', zegt ze, wijzend op een totaal verlaten kruispunt. Velen hebben zowaar heimwee naar die legendarische files van volgepakte auto's die zich door smalle dorpsstraten wurmden.[2]
- ▸ Als ik bijvoorbeeld met mijn gezin op vakantie was of met een groep vrienden een weekendje weg ging, waren de verantwoordelijkheden gedeeld. Zo kon je altijd wel een grap of opmerking maken over iets dat niet goed geregeld was, zoals matig eten of kaartlezen op weg naar Zuid-Frankrijk.[3]
|
- Tot in de puntjes regelen
alles nauwkeurig regelen
1. zorgen dat het gebeurt
de regelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord regel
- Het woord regelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "regelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "regelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- re·ge·len
Naar frequentie | 141781 |
---|
regelen
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van regel
- re·ge·len
Naar frequentie | 6846 |
---|
regelen
- nominatief bepaald mannelijk meervoud van regel
- reg·lar
regelen
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van regla
regelen
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van regle
regelen
- nominatief bepaald mannelijk meervoud van regel