sieraad
- sie·raad
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘versiering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1537 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sieraad | sieraden |
verkleinwoord | sieraadje | sieraadjes |
het sieraad o
- een voorwerp, meestal van edele metalen en edelstenen, dat bedoeld is het menselijk lichaam te tooien
- ▸ En ja.... sta me toe'Hij maakte het pakje open en legde het sieraad snel om de hals van Christa, deed het slotje dicht en zette een paar passen naar achteren.[2]
1. een voorwerp, meestal van edele metalen en edelstenen, dat bedoeld is het menselijk lichaam te tooien
- Het woord sieraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sieraad" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sieraad" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be